Op grond van de door beide partijen aangebrachte informatie acht de Raad het duidelijk dat pro-Koerdische medewerkers van politieke partijen, van de media en van de openbare dienst of zij die als dusdanig worden aanzien, het voorwerp zijn geweest van gerichte vervolging door de overheid op het ganse Turkse grondgebied. De Raad merkt nog op dat de situatie van de Koerden uiterst precair lijkt in het zuidoosten van het land. De Raad benadrukt de verwarring die de twee COI Focussen kenmerkt ‘tussen de situatie van de Koerden op het ganse Turkse grondgebied en de specifieke situatie in het zuidoosten van het land, rekening houdend met de gevechten die in de loop van de zomer van 2015 in deze regio zijn uitgebroken. Bij wege van besluit oordeelt de Raad, enerzijds, dat de door de partijen aangebrachte informatie bij de instanties die bevoegd zijn om asielaanvragen van Turkse onderdanen met Koerdische origine te behandelen een bijzonder omzichtige behandeling vergt en, anderzijds, dat deze informatie niet voldoende duidelijkheid verschaft over de actuele situatie van de Koerden in Turkije in zijn geheel en, meer specifiek in het zuidoosten van het land. Bijgevolg wordt de beslissing vernietigd overeenkomstig de artikelen 39/2, §1, tweede lid, 2° en 39/76, §2 van de vreemdelingenwet (RvV 16 juni 2017, nr. 188 542).
De situatie van de Koerden in Turkije
18/09/2017