Advocaat als vertegenwoordiger van beide ouders van de minderjarige vreemdeling – tegenstrijdige belangen

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de ouders, als wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige vreemdeling, tegenstrijdige belangen hebben. Desondanks verklaarde de advocaat aanvankelijk uitdrukkelijk dat hij werd aangesteld door beide ouders. Naderhand komt de advocaat evenwel terug op deze verklaring en verzoekt de Raad om, conform artikel 484 van het Gerechtelijk Wetboek, de rechtshandeling die hij in naam van de moeder van de minderjarige vreemdeling had gesteld, van onwaarde te laten verklaren. De moeder van de minderjarige vreemdeling dient op haar beurt een verzoek tot tussenkomst in.

Na tussenarrest, waarbij de debatten werden heropend, overweegt de Raad dat de bepalingen van het burgerlijke procesrecht (Gerechtelijk Wetboek) als aanvullend recht kunnen worden beschouwd in aangelegenheden waar het publieke procesrecht geen specifieke regeling voorschrijft. Er is dan ook geen reden om niet in te gaan op de vraag van de verzoekende en de tussenkomende partij om de proceshandelingen, die de advocaat namens de moeder van de minderjarige vreemdeling had gesteld, van onwaarde te verklaren.

Aangezien bijgevolg enkel de vader van de minderjarige vreemdeling als wettelijke vertegenwoordiger blijkt te zijn opgetreden bij het instellen van het beroep, terwijl de minderjarige vreemdeling in beginsel door beide ouders vertegenwoordigd dient te zijn, wijst de Raad erop dat het beroep niet ontvankelijk is.

Na confrontatie met deze vaststellingen, doet de verzoekende partij afstand van geding (RvV 3 mei 2021, nr. 253 881)

05/10/2021