Abortus in Senegal

De Raad behandelt in dit arrest een specifiek gendergerelateerd vraagstuk en erkent de vluchtelingenstatus van een Senegalese vrouw die wegens een ondergane abortus geconfronteerd werd met bedreiging en geweldpleging. Het betrof een volgend verzoek om internationale bescherming.

Na bijna 4 jaar, gekenmerkt door het opstarten van een psychologische begeleiding en een sterke betrokkenheid vanuit feministische hoek binnen het Belgische middenveld, diende verzoekster een tweede verzoek om internationale bescherming in dat onontvankelijk werd verklaard door de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. In het kader van het beroep tegen deze beslissing stelt de Raad vooreerst vast dat de abortus van verzoekster niet wordt betwist, dat deze praktijk strafbaar is gesteld door de Senegalese overheid en dat hierop een zwaar maatschappelijk en familiaal taboe rust. De Raad is ook van oordeel dat de psychologische en psychiatrische begeleiding van verzoekster haar bijzondere kwetsbaarheid aantoont.

Op basis van een analyse van de nieuwe elementen die verzoekster had aangebracht, acht de Raad bewezen dat zij een buitenechtelijke relatie had met een man, dat zij door deze man werd bedreigd als gevolg van haar abortus, en dat de abortus uitlekte naar de Senegalese autoriteiten.

De Raad besluit dat de door verzoekster ingeroepen vrees voor vervolging ingevolge de door haar ondergane abortus gegrond is. Zij komt in aanmerking voor de erkenning als vluchteling omwille van haar behoren tot een bepaalde sociale groep, met name deze van de Senegalese vrouwen (RvV 13 oktober 2021, nr. 262 192).

25/11/2021