De imam uit Dison: wie deed wat ? De Raad geeft duiding

Op 9 augustus 2016 verscheen in de Standaard het artikel “Zoon van haatimam: vernietig de christenen” met als ondertitel “Theo Francken (N-VA) wil vader al anderhalf jaar het land uit”. Volgens dit artikel “(…) oordeelde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat het KB onvoldoende argumenten voor de uitwijzing (…) aanbracht.”  Ook Sudpresse bracht  diezelfde dag onder de titel  « Expulsé 2 fois... et toujours là ! » een stuk waarin sprake was van een ‘negatief advies’ dat door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zou zijn uitgebracht: « Et de fait, en décembre 2015, le Conseil du contentieux des étrangers remettait un avis négatif sur l’arrêté. » In La Libre Belgique maakte men een koppeling tussen de huidige aanwezigheid op het grondgebied van de imam en de achterstand waarmee de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen te kampen heeft: « Un deuxième arrêté d’expulsion a été pris en mars de cette année qui a fait, lui aussi, l’objet d’un recours devant le Conseil du contentieux, lequel croulerait sous les dossiers et connaît un important arriéré. Cela explique la présence toujours effective du prédicateur sur le territoire de Dison. » Op 11 augustus 2016 beweert men in La Dernière Heure dan weer dat de betrokkene « en est déjà à son deuxième recours devant le Conseil du contentieux des étrangers. Sa défense a réussi à faire annuler le premier arrêté royal d’expulsion pris à son encontre malgré un avis défavorable de la Commission consultative des étrangers. Reste à voir ce qu’il adviendra du second arrêté royal d’expulsion pris dans les mêmes conditions au mois de mars dernier ».

Alle aangehaalde persberichten bevatten een aantal onnauwkeurigheden die om bijkomende duiding vragen.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 

Als onafhankelijk administratief rechtscollege houdt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) toezicht op de wettigheid van individuele beslissingen in vreemdelingenmateries. De Raad benadrukt dat hij tot op heden nog geen enkele uitspraak heeft gedaan in het dossier van de imam uit Dison. De Raad heeft ook geen enkele adviesbevoegdheid ten aanzien van wie dan ook.

Wellicht ontstond er in de media verwarring tussen de Commissie van Advies voor de Vreemdelingen, een louter adviesorgaan, en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die een administratieve rechtbank is. De Commissie van advies kan de staatssecretaris advies geven wanneer hij een beslissing wil nemen. Het inwinnen van een advies bij deze Commissie is een wettelijke verplichting  in geval van een koninklijk besluit tot uitzetting, zoals in het geval van de imam uit Dison. Om een aantal misverstanden uit de wereld te helpen, lichten we hieronder kort de historiek toe van de 4 zaken die momenteel hangend zijn bij de Raad in het dossier van de imam uit Dison.

Hangende beroepen

De imam en zijn echtgenote zijn Nederlands staatsburger en hebben 7 kinderen, ook van Nederlandse nationaliteit. De imam kwam in 2006 naar België en had er sedertdien een onbeperkt verblijfsrecht. 

Ingevolge inlichtingen van Staatsveiligheid over zijn activiteiten werd het door de staatssecretaris opportuun geacht ten aanzien van betrokkene een verwijderingsmaatregel te overwegen.

De Commissie van Advies voor de Vreemdelingen riep betrokkene op 18 mei 2015 op voor een zitting met het oog op het afleveren van een advies aan de staatssecretaris. Dit advies is zoals gezegd verplicht alvorens deze laatste een koninklijk besluit tot uitzetting kan treffen. De Commissie van Advies leverde op 22 juni 2015 een ongunstig advies af ten aanzien van het treffen van een dergelijk uitzettingsbesluit.

Op 15 juli 2015 werd ten aanzien van de imam een koninklijk besluit tot uitzetting getroffen, dat later zou worden ‘opgeheven’. Tevens werd op 17 juli 2015 beslist tot afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten. Tegen het koninklijk besluit en tegen het bevel om het grondgebied te verlaten werd telkens beroep ingesteld bij de Raad (zaken 1 en 2).

Op 7 december 2015 werd betrokkene wederom opgeroepen voor de Commissie van Advies voor de Vreemdelingen in het kader van een eventueel nieuw uitzettingsbesluit. Op 12 januari 2016 leverde de Commissie wederom een negatief advies af in het kader van een nieuw koninklijk besluit tot uitzetting.

Op 4 maart 2016 werd een koninklijk besluit getroffen tot ‘opheffing’ van het eerste koninklijk besluit tot uitzetting van 15 juli 2015. Tegen deze beslissing tot ‘opheffing’ werd eveneens een beroep ingesteld bij de Raad (zaak 3).

Tenslotte werd op 4 maart 2016 een tweede koninklijk besluit tot uitzetting getroffen en hiertegen werd een beroep ingesteld bij de Raad (zaak 4).

In het dossier van de imam zijn er op dit moment dus 4 beroepen aanhangig bij de Raad. Het laatste verzoekschrift dateert van 31 maart 2016. Vooraleer de 4 samenhangende zaken effectief kunnen worden behandeld, moet de griffie van de Raad een aantal procedurevoorschriften volgen die de vreemdelingenwet voorschrijft om de rechten van verdediging te garanderen. Bij elk van die procedurevoorschriften is ook een specifieke termijn voorzien. Pas nadien zijn de zaken ‘in staat’, en kunnen de partijen worden opgeroepen voor een terechtzitting. 

Zaken in beraad 

In dit geval werden de partijen omwille van de maatschappelijke gevoeligheid uitgenodigd voor een speciale openbare terechtzitting van de Verenigde Kamers van de Raad (tweetalig) van 2 juni 2016, waarop enkel deze 4 zaken werden geagendeerd. De partijen kregen op de zitting uitgebreid de gelegenheid mondelinge toelichting te verschaffen bij de ingediende stukken. Na de sluiting van de debatten werden de zaken in beraad genomen. De leden van de Verenigde Kamers geven thans, middels collegiaal overleg, vorm aan de uiteindelijke arresten in deze complexe zaken.

In zijn arresten zal de Raad, zoals steeds, alle argumenten die door de partijen werden aangebracht, minutieus en op een juridisch correcte manier beantwoorden, rekening houdend met de geldende Belgische, Europese en Internationale wet- en regelgeving. Een grote zorgvuldigheid is noodzakelijk omdat de arresten de toets van hogere Belgische en supranationale rechtsinstellingen, zoals de Raad van State, het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moeten kunnen doorstaan.

Structurele achterstand

Tot twee jaar geleden bokste de Raad op tegen een steeds stijgende achterstand. Door uitzonderlijke inspanningen als gevolg van interne managementsbeslissingen slaagde de Raad erin deze tendens om te buigen (zie nieuwsbericht). Ondertussen is de maandelijkse output al gedurende meer dan een jaar groter dan de instroom, waardoor de achterstand substantieel afneemt. Er bestaat geen causaal verband tussen de structurele achterstand in het migratiecontentieux bij de Raad en het feit dat er vandaag nog geen arresten geveld zijn in de zaken die betrekking hebben op de imam uit Dison. 

Het gegeven dat er voor een vreemdeling een procedure zou lopen bij de Raad, betekent niet noodzakelijk dat zijn dossier volledig zou worden bevroren. In beginsel gaat er trouwens van een annulatieberoep geen schorsende werking uit, zodat het bestuur ondertussen eventuele maatregelen kan nemen ten aanzien van de vreemdeling in kwestie. De Raad geeft trouwens in beginsel prioriteit aan de beroepen waarvan krachtens de vreemdelingenwet wél een schorsende werking uitgaat. 

In overeenstemming met wettelijke opdracht

Reeds geruime tijd is de Raad zich bewust van het risico dat bepaalde vreemdelingen die een beroep hebben ingediend, normoverschrijdend gedrag gaan vertonen. De Raad is echter enkel bevoegd om zich uit te spreken over de verblijfsrechtelijke aspecten en kan de gedragingen van de betrokken vreemdelingen niet onderzoeken of sanctioneren. Om te weten of een vreemdeling laakbare gedragingen vertoont, is de Raad afhankelijk van informatie die door het bestuur (Dienst Vreemdelingenzaken, commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen) en door andere gespecialiseerde overheidsdiensten (politie, parket, staatsveiligheid,…) wordt aangeleverd. Wanneer zulke informatie de Raad bereikt, stellen wij alles in het werk om deze zaken prioritair te behandelen. Intern heeft de Raad een aantal initiatieven genomen om een deskundige en serene afhandeling te garanderen van beroepen met een delicaat karakter omwille van raakvlakken met het fenomeen van de ‘radicalisering’, zonder zijn fundamentele missie om daadwerkelijke rechtsbescherming te bieden, uit het oog te verliezen. De wijze waarop de Verenigde Kamers het dossier van de imam uit Dison behandelt is hiervan een voorbeeld.

12/08/2016