Afghaanse NBMV

Het relaas van verzoeker dat hij onder druk zou zijn gezet en ontvoerd door de Taliban wordt ongeloofwaardig geacht, waardoor hem de vluchtelingenstatus wordt geweigerd. Verzoeker voegde echter aan zijn verzoekschrift een document toe van de dienst Tracing van het Rode Kruis, dat ter zake als een gezaghebbende organisatie dient te worden beschouwd, waaruit blijkt dat de familie van verzoeker effectief gekend is in het dorp waarvan hij beweert afkomstig te zijn.

Gelet op verzoekers minderjarigheid, de informatie van het Rode Kruis en de correcte antwoorden hij gaf over zijn regio van herkomst ter gelegenheid van zijn gehoor, besluit de Raad dat verzoeker zijn afkomst wel degelijk aannemelijk weet te maken. Uit het door verzoeker voorgelegde EASO-rapport over Afghanistan blijkt dat er in de provincie Nangarhar, buiten de hoofdstad Jalalabad, sprake is van willekeurig geweld.

Rekening houdend met het kwetsbaar profiel van verzoeker als niet-begeleide minderjarige, alsook met het feit dat uit de documenten van het Rode Kruis blijkt dat zijn familie uit het dorp vertrok kort nadat hij Afghanistan verlaten had en bovendien niet geweten is waar zijn familie zich momenteel bevindt aangezien hij ieder contact met hen verloren heeft, zou een terugkeer naar zijn regio van herkomst een schending uitmaken van artikel 3 van het EVRM en artikel 48/4, ยง 2, b) van de vreemdelingenwet. Op grond hiervan wordt hem de subsidiaire beschermingsstatus toegekend (RvV 21 januari 2016, nr. 160 516).

25/04/2016