Voor het eerst sinds de machtsovername door de taliban in Afghanistan in augustus 2021 dient de Raad zich thans opnieuw ten gronde uit te spreken over verzoeken om internationale bescherming van onderdanen van Afghanistan.
In onderhavige casus verbleef de betrokkene reeds 3,5 jaar in België toen hij op 13 juli 2021 een vierde verzoek om internationale bescherming indiende. De commissaris-generaal trof op 10 augustus 2021 een beslissing waarbij dit volgende verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard wegens afwezigheid van nieuwe elementen. In de aanloop naar de zitting stoffeerden beide partijen het rechtsplegingsdossier met aanvullende nota’s.
De Raad analyseert de beschikbare gegevens en stipt aan dat de situatie in Afghanistan fundamenteel gewijzigd is nadat de bestreden beslissing werd genomen.
In het licht hiervan, moet de verzoeker dan ook de mogelijkheid krijgen om op passende wijze relevante individuele elementen aan te brengen waaruit een nood aan internationale bescherming kan blijken. In die zin dient het profiel van verzoeker als terugkeerder vanuit het Westen grondiger onderzocht te worden. Voorts kan op basis van de bijgebrachte rapporten en COI niet worden uitgesloten worden dat de huidige precaire socio-economische en humanitaire situatie in Afghanistan overwegend te wijten is aan gedragingen van de taliban. Indien de humanitaire crisis in Afghanistan na verder onderzoek inderdaad vergelijkbaar blijkt te zijn met de situatie die beschreven wordt in het arrest Sufi en Elmi van het EHRM en aldus overwegend toegeschreven kan worden aan handelingen van (overheids-)actoren, dan valt deze situatie onder artikel 48/4, § 2, b) van de vreemdelingenwet.
Tot slot lijkt er geen sprake meer te zijn van een uitzonderlijke situatie waar de mate van het willekeurig geweld in het gewapende conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Afghanistan, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt om te worden blootgesteld aan een ernstige bedreiging van zijn leven of persoon zoals bedoeld in artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet. Hierbij moet evenwel in acht worden genomen dat deze veranderingen in de conflictdynamiek zeer recent zijn en moet erop worden gewezen dat de situatie in het land onstabiel blijft. Er ligt thans geen landeninformatie voor waaruit kan blijken dat de (veiligheids)situatie in Afghanistan zich in die mate gestabiliseerd heeft dat het heden mogelijk is om een correcte toekomstgerichte beoordeling te maken. Daarnaast brengen de ACLED-gegevens (Armed Conflict Location & Event Data Project) voor de periode van 16 augustus 2021 - 15 november 2021 enkele regionale verschillen aan het licht.
Aangezien verzoeker niet opnieuw werd gehoord en de Raad de nodige onderzoeksbevoegheid ontbeert, gaat de Raad over tot de vernietiging van de beslissing overeenkomstig artikel 39/2, §1, tweede lid, 3° en artikel 39/76, §2 van de vreemdelingenwet (RvV 31 maart 2022, nr. 270 813).