Beroep tegen de beslissing tot beëindiging van het verblijf niet-ontvankelijk

Naar aanleiding van een exceptie van niet-ontvankelijkheid, opgeworpen door de verwerende partij, brengt de Raad in herinnering dat het beroep in toepassing van artikel 39/57, §1, eerste lid van de vreemdelingenwet moeten worden ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen ze zijn gericht.

In onderhavig geval stelt de Raad vast dat de beroepstermijn begon te lopen op 13 oktober 2021 en afliep op 12 november 2021, hetgeen bevestigd wordt door de gegevens van het administratief dossier. Het beroep, dat op 24 december 2021 werd ingediend, is dus niet-ontvankelijk ratione temporis.

De overmacht die door de verzoekende partij wordt ingeroepen, is, in weerwil van haar betoog, aan haar eigen nalatigheid of gebrek aan voorzorg te wijten. Bijgevolg worden de vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring tegen de beslissing tot beëindiging van het verblijf verworpen (RvV 2 augustus 2022, nr. 275 708).

 

 

05/08/2022