De Raad merkt enerzijds op dat de partner van verzoeker als vluchteling werd erkend. Bijgevolg dringt zich de vaststelling op dat het voor haar onmogelijk is om verzoeker te vervoegen in de Democratische Republiek Congo, zelfs niet voor een korte duur. Anderzijds stipt de Raad aan dat het inreisverbod werd opgelegd voor een duur van acht jaar gedurende dewelke de jonge kinderen van verzoeker wellicht de aanwezigheid van hun vader zullen moeten missen. In het licht van deze elementen kan de Raad onmogelijk besluiten dat het inreisverbod geen breuk in de familiale relaties zou betekenen (RvV 28 april 2016, nr. 166 717).
11/08/2016