De Dienst Vreemdelingenzaken maakt aan de vreemdeling, die het voorwerp uitmaakt van een beslissing waarin werd vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, een informatiebrief over in het raam van de organisatie van de Dublinoverdracht. De verenigde kamers van de Raad stellen in een arrest vast dat deze informatiebrief geen aanvechtbare administratieve rechtshandeling is (RvV 2 juli 2020, nr. 237 902).
In een tweede arrest oordeelt de Raad, in eenzelfde samenstelling, dat uit het niet-ondertekenen van een verklaring van vrijwillige terugkeer door een vreemdeling wiens verzoek om internationale bescherming door een andere lidstaat moet worden behandeld, niet in redelijkheid kan worden afgeleid dat deze vreemdeling zich doelbewust zou hebben onttrokken aan de overdracht aan deze lidstaat (RvV 2 juli 2020, nr. 237 903).