Prejudiciële vragen Hof van Justitie van de Europese Unie

De Raad stelt vast dat de verblijfsaanvragen van familieleden (derdelanders) van statische Belgen niet in aanmerking worden genomen wanneer deze familieleden (derdelanders) onderworpen zijn aan een definitief inreisverbod, zonder dat rekening wordt gehouden met het gezinsleven, met het hoger belang van het kind, noch met het burgerschap van de Unie van de statische Belgen. Door toedoen van het onmiddellijke en over het ganse Schengengebied uitgestrekte effect van een inreisverbod bedreigt deze veralgemeende praktijk het effectieve genot van de voornaamste rechten die statische Belgen ontlenen aan hun burgerschap van de Unie. De Raad richtte daarom een aantal interpretatieve prejudiciële vragen over artikel 20 VWEU, de artikelen 5 en 11 van de Terugkeerrichtlijn en de artikelen 7 en 24 van het Handvest (RvV 8 februari 2016, nr. 161 497; HvJ, K e. a., nr. C-82/16).

08/03/2016