In het kader van de uiterst dringende procedure is bij de Raad een verzoek ingediend tot schorsing van een besluit tot weigering van toegang (terugdrijving) van een Kameroens onderdaan. Na de relevante bepalingen in herinnering te hebben gebracht, stelt de Raad vast dat verzoeker in het bezit is van een D-visum (visum lang verblijf) dat is afgegeven met het oog op zijn studies op Belgisch grondgebied, na overlegging van talrijke documenten en een grondig onderzoek.
De Raad herinnert aan de voorbereidende werken waarin de bedoeling van de wetgever duidelijk naar voor komt : hoewel de grenspolitie het recht heeft de door een vreemdeling overgelegde documenten te controleren, ook met een D-visum, beoogt de wetgever niet dat de grenspolitie een volledig nieuw onderzoek zou uitvoeren naar de opportuniteit van de afgifte van een visum lang verblijf, maar dat de grenspolitie vooral zou toezien op situaties waarin er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat het visum op frauduleuze of ongerechtvaardigde wijze is verkregen of dat er sprake is van misbruik van procedure. In de omstandigheden van het geval is het naar het oordeel van de Raad op het eerste zicht kennelijk onredelijk dat verweerder op het moment waarop verzoeker het Koninkrijk tracht binnen te komen met het hem verleende studentenvisum, van oordeel is dat hij niet in het bezit is van documenten waaruit het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden blijken of dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn middelen van bestaan. De Raad schorst de uitvoering van de terugdrijving (RvV 29 augustus 2024, nr. 312 142).