Eritrea - schijnhuwelijk

De gemachtigde van de staatssecretaris weigerde een visum gezinshereniging dat door de echtgenote van een Eritrese erkende vluchteling werd aangevraagd. 

De bestreden beslissing vermeldt geen van de in de artikel 11, §1 van de vreemdelingenwet voorziene weigeringsgronden. De beslissing blijkt evenmin gestoeld op een gebrek aan bewijs van de huwelijksband, hoewel melding wordt gemaakt van ‘bijkomend onderzoek’ in het licht van artikel 12bis, §§ 5 en 6 van de vreemdelingenwet. Er werd geen gelegaliseerde authentieke huwelijksakte voorgelegd, waardoor geen situatie aan de orde is waarbij een Belgische overheid overeenkomstig 27, §1 van het WIPR kan beslissen om deze akte niet te erkennen wegens de onverenigbaarheid met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 21 van het WIPR.

De Raad stelt vast dat blijkbaar wordt aangenomen dat verzoekster en de referentiepersoon in het buitenland daadwerkelijk een huwelijk hebben voltrokken. De beslissing steunt enkel op de beoordeling van dit in 2016 in het buitenland voltrokken huwelijk als een schijnhuwelijk. Er wordt evenwel geen enkele wetsbepaling aangeduid die de gemachtigde van de staatssecretaris de bevoegdheid verleent een in het buitenland voltrokken huwelijk als een schijnhuwelijk te bestempelen, waardoor de beslissing wordt vernietigd (RvV 19 januari 2023, nr. 283 659).

04/05/2023