De eerste asielaanvraag resulteerde in een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten daar verzoekende partij reeds een asielaanvraag in Nederland had ingediend en de Nederlandse autoriteiten hadden ingestemd met de overname van de behandeling van de asielaanvraag van betrokkene.
De Raad oordeelt het inherent aan het bij artikel 57/6/2 van de vreemdelingenwet bepaalde onderzoek of er nieuwe elementen aan de orde zijn die de kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 van de vreemdelingenwet in aanmerking komt, dat initieel voorgehouden feiten en elementen reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een onderzoek ten gronde alvorens toepassing kan worden gemaakt van voormeld artikel 57/6/2.
Daar voorheen nooit een beslissing ten gronde werd genomen kan geen toepassing worden gemaakt van het artikel 57/6/2 van de vreemdelingenwet (RvV 11 mei 2015, nr. 145 306)