Recent verblijf

De commissaris-generaal is van oordeel dat verzoeker niet heeft voldaan aan de op hem rustende medewerkingsplicht door niet alle informatie te verstrekken waarover hij beschikte om zijn recente herkomst te bepalen. Hij leidt eruit af dat verzoeker “niet op afdoende wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij nood heeft aan subsidiaire bescherming” zoals bedoeld in artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet.

Deze vaststellingen, voor zover ze bewezen worden geacht, ontslaan de commissaris-generaal evenwel niet van zijn onderzoeksplicht inzake de subsidiaire bescherming, noch van zijn motiveringsplicht dienaangaande.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers Iraakse nationaliteit en zijn afkomst uit Mosul in de provincie Ninewa niet ter discussie staan. Enkel het recente verblijf van verzoeker in de deze regio voor zijn komst naar België wordt in vraag gesteld. Zelfs indien er twijfels bestaan over bepaalde aspecten van een asielrelaas, is de bevoegde overheid niet vrijgesteld van haar opdracht om het risico op ernstige schade te beoordelen dat voortvloeit uit de elementen waarover geen twijfel bestaat.

De Raad stelt vast dat niet werd onderzocht of verzoeker een reëel risico liep op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet. Het gegeven dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in zijn regio van afkomst verbleef voor zijn vertrek uit Irak, doet hieraan geen afbreuk (RvV 28 juni 2018, nr. 206 172).

24/09/2018