Uitvoeringsbesluit inzake ontheemden uit Oekraïne

De Raad verwerpt het beroep van een Azerbeidzjaans onderdaan, die zijn aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van het Uitvoeringsbesluit 2022/382/EU van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan, geweigerd zag. Omdat de Oekraïense echtgenote van de betrokkene nog steeds in Oekraïne verblijft en haar echtgenoot niet naar België had vergezeld,  oordeelde de gemachtigde van de staatssecretaris dat de betrokkene niet in aanmerking kon komen voor een afgeleid statuut van tijdelijk beschermde in zijn hoedanigheid van gezinslid van een ontheemde. Tevens wijst de gemachtigde van de staatssecretaris erop dat de betrokkene zelf niet kon aantonen dat hij vóór 24 februari 2022 legaal in Oekraïne verbleef op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning zodat hij evenmin onder de in het Uitvoeringsbesluit genoemde categorieën van personen ressorteert. De Raad stelt vast dat de motivering deugdelijk is (RvV 28 juli 2023, nr. 292 471).

 

26/09/2023