Uit de COI (Country of Origin Information) die aan het administratief dossier is toegevoegd blijkt dat de conflictsituatie in Irak sedert juli 2014 als een intern gewapend conflict dient te worden gekwalificeerd. Verzoeker, die in het bezit is van documenten, is een jonge man, geboren en getogen in Bagdad zodat de veiligheidssituatie in Bagdad moet beoordeeld worden.
Niettegenstaande het geweld in Bagdad maandelijks honderden slachtoffers maakt, dienen ook andere elementen meegenomen te worden bij de beoordeling van de veiligheidssituatie teneinde te kunnen vaststellen of er actueel al dan niet zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Bagdad louter door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op een ernstige bedreiging in de zin van artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet.
De Raad leest dienaangaande dat het openbare leven in Bagdad, ondanks de veiligheidsrisico’s, niet is stilgevallen (scholen, gezondheidszorg, transport). De Iraakse autoriteiten hebben nog steeds de politieke en administratieve controle over Bagdad, en diplomatieke vertegenwoordigers van diverse landen, alsook verschillende humanitaire organisaties en agentschappen van de VN blijven aanwezig in de hoofdstad.
Wat de bevolking betreft in Bagdad stad en provincie, kan worden vastgesteld dat er zich ongeveer een half miljoen binnenlandse vluchtelingen bevinden die voor ongeveer de helft in een gastgezin verblijven. De Bagdadis zelf zijn niet massaal gevlucht en vanuit België zijn er de voorbije maanden honderden vrijwillig teruggekeerd, zoals blijkt uit het stuk dat verwerende partij ter terechtzitting heeft ingediend. Deze vaststellingen kunnen als een indicatie gezien worden dat Bagdadis zelf van oordeel zijn dat zij actueel geen reëel risico lopen op ernstige bedreiging bij terugkeer. Overigens stelt de Raad vast dat verzoeker zelf in de loop van 2015, naar eigen zeggen, twee keer terugkeerde naar Bagdad.
Ten overvloede wijst de Raad er op dat het “Upper Tribunal” (Immigration and Asylum Chamber) van het Verenigd Koninkrijk op grond van dezelfde feitelijke vaststellingen tot de conclusie komt dat er in Bagdad geen sprake is van een situatie zoals gesteld in artikel 15 sub c) van de Kwalificatierichtlijn. Ook het EHRM heeft in een recent arrest zijn standpunt bevestigd omtrent de mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM omwille van de veiligheidssituatie en gesteld dat er op dit moment geen internationale rapporten zijn die het Hof doen concluderen dat de veiligheidssituatie in Irak zo ernstig is dat de terugkeer van een persoon een schending van artikel 3 van het EVRM inhoudt (RvV 26 november 2015, nr. 157161 – voorlopig zonder kracht van gewijsde).